' /> Renée Steenbergen - Kan het mecenaat de kunstsubsidies vervangen?

Kan het mecenaat de kunstsubsidies vervangen?

08/12/2010, Renée Steenbergen

Over zin en onzin van particuliere steun voor cultuur

Is het politiek opportunisme of juist realisme: de recente roep om gulle gevers voor de kunsten? De rijksoverheid gaat immers fors bezuinigen op kunst en cultuur, zo’n 200 miljoen euro- bijna 25% van het totale kunstenbudget. Dit is niet zomaar een bezuinigingsronde, het impliceert niets minder dan een omvorming van het huidige stelsel. Naast de overheden zullen er structureel andere financiers betrokken moeten worden bij de cultuur. Met name de VVD, die de staatssecretaris van Cultuur leverde, is het ernst met het activeren van het mecenaat in Nederland. OCW organiseerde begin november al een bijeenkomst waar Halbe Zijlstra sprak met deskundigen uit het veld, waaronder ondergetekende, over de mogelijkheden van mecenaat.
Probleem is, dat er erg weinig onderzoek wordt gedaan in Nederland naar geven. Hoeveel er wordt gegeven, door wie en waarom- we hebben er maar weinig gegevens over. Dat maakt het moeilijk om beleid te maken gericht op mecenaat. Er wordt dikwijls uitgegaan van veronderstellingen die niet blijken te kloppen.
Uit mijn onderzoek De Nieuwe Mecenas dat in 2008 is gepubliceerd, kwam een aantal onjuiste aannames naar voren waarvan ik er hier vijf weerleg op basis van onderzoek.
 
1. Als overheidssubsidiëring minder wordt, zullen particulieren meer geven.
 
Helaas: onderzoek wijst uit dat deze veronderstelling onjuist is. Particulieren springen niet vanzelf bij als de overheid gaten in de financiering laat vallen. Burgers hebben immers al belasting betaald, algemene middelen waaruit overheden hun afgesproken aandeel moeten leveren.
Particulieren ervaren een overheid die zijn verplichtingen niet nakomt, als onbetrouwbaar. Zij zijn daarom niet geneigd voor zo’n overheid in te springen. Een voorbeeld van een onbetrouwbare overheid is de gemeente Amsterdam, die het Stedelijk Museum decennia lang zó verwaarloosde, dat het gebouw in 2004 wegens brandgevaar gesloten werd door de brandweer. Met veel moeite hebben kopstukken uit het bedrijfsleven toen 25 miljoen aan particulier geld opgehaald voor het SM. Omdat zij het Stedelijk niet in de steek wilden laten en van kunst hielden, en niet dankzij maar òndanks het in gebreke gebleven gemeentebestuur. Al zullen overheden minder subsidiëren, zij blijven in principe verantwoordelijk voor de basisfinanciering van de instellingen die zij immers vaak zelf in het leven hebben geroepen. Particulieren willen niet structureel betalen voor basiskosten als verwarming en suppoosten: zij hebben belasting betaald om die taken aan de overheid te delegeren.
 
2. Nederland moet het Amerikaanse model ontwikkelen van overwegend private steun voor kunst en cultuur.
Ik denk dat dit model niet werkzaam is voor Nederland, omdat wij een totaal ander stelsel hebben. De VS hebben nooit een centrale overheid gehad die zich tot verzorgingsstaat ontwikkelde. De reflex ‘dat doet de overheid toch?’die in Europese landen als Engeland, Frankrijk en Nederland daardoor nog sterk aanwezig is, kennen Amerikanen niet. Sterker nog, zij willen zo min mogelijk invloed van de overheid en vertrouwen de private sector veel meer- die zij dan ook veel meer macht toekennen dan wij doen en willen. Terwijl in Nederland de kunstsector vaak te afhankelijk is geworden van steun uit belastinggeld, blijkt in de VS nu, met de economische crisis, het gevaar van te grote afhankelijkheid van vooral particulieren. Hieruit blijkt dat het van belang is een gemengd stelsel te ontwikkelen waarin publieke en private gelden gezamenlijk een solide basis vormen. De overheid moet in dat stelsel voldoende faciliteren –dus geen achterstallig onderhoud meer!- terwijl particulier geld er vooral is om te excelleren: voor de bijzondere projecten en aankopen.
3. Particulier geld binnenhalen is een taak voor fondsenwervers.
Het is opvallend hoeveel directeuren van kunstorganisaties het vervelend vinden om de geefvraag te stellen. Vreemd, want zij vragen immers niet voor zichzelf maar voor een goede zaak. Fondsenwerving moet een directeur zelf doen en kan hij niet uitbesteden aan een fondsenwerver- die kan achter de schermen het proces steunen, maar de belangrijke gesprekken dienen directies zelf te voeren. Wel is het zinvol om een strategisch advies te laten opstellen, waarin duidelijke doelen en een lange termijn-beleid worden vastgesteld met een reeks aaneengesloten wervingscampagnes. Willen we een culture of giving op gang krijgen voor de kunsten in ons land, dan zal er eerst een culture of asking ontwikkeld moeten worden.
4. Gevers verwachten tegenprestaties.
Tegenprestaties leveren zijn in tegenspraak met het principe van de gift. Nederlandse kunstorganisaties behandelen schenkers en donateurs als sponsors, die materiële wederdiensten moeten ontvangen als diners en vrijkaartjes. Het belangrijkste dat gevers willen, is een fatsoenlijk dankjewel horen. Sommigen willen dat graag publiekelijk gezegd krijgen, anderen prefereren een vertrouwelijke relatie- maar alle gevers willen een band met de organisatie die zij begunstigen. Sommige gevers moeten hierin bij de hand worden genomen en beseffen dat hun bijdrage daadwerkelijk tot steun moet zijn voor de kunstorganisaties en dat het niet om de gever draait, hoe welkom zijn bijdrage ook is. Daarom dienen tegenprestaties in beginsel niet aan de orde te zijn: die kòsten de kunstorganisatie namelijk geld. Aandacht geven en dankzegging aan een gever kost weinig en ondervangt de behoefte aan wederdiensten.
5. Grote gevers zijn de belangrijkste begunstigers
De cijfers wijzen anders uit: 70% van de giften is afkomstig van –vele- kleine gevers, terwijl een veel geringer aantal zogenaamde major donors gezamenlijk voor 30% van de giften zorg draagt. Hierbij moeten twee kanttekeningen worden gemaakt: voor kleine kunstorganisaties is het vaak realistischer om met een klein aantal grotere gevers te werken. En onder kleine gevers versta ik niet de leden van Nederlandse vriendenverenigingen, omdat zij veel te lage bedragen betalen die zelden verhoogd worden en waarvoor zij teveel kortingen ontvangen. Dat levert niets op voor de nooddruftige kunstorganisaties. Het is zaak vrienden op te voeden tot donateurs- alleen dàn wordt hun bijdrage interessant.
Wat is er nodig om de ontwikkeling van mecenaat te stimuleren en om deze beoogde nieuwe pijler onder de kunsten tot een solide onderdeel van het fundament te maken?
.
1.De rijks- en lagere overheden moeten helpen hun eigen opvolging te organiseren. Als zij een deel van hun taken zomaar uit hun handen laten vallen en toezien hoe de sector kopje onder gaat, betonen zij zich opnieuw een onbetrouwbare overheid. Overheden moeten niet roepen dat kunst een linkse hobby is of elitair- als men meer steun van burgers wil, zal juist de tegenovergestelde boodschap duidelijk gemaakt moeten worden: dat kunt de moeite waard is om ons voor in te zetten, dat we moeten vechten om haar te behouden.
Er dient een ruime overgangsfase te zijn waarin de sector het mecenaat kan ontwikkelen, en die fase duurt al gauw 15 tot 20 jaar. Het Rijk is bij uitstek geschikt om het mecenaat op de nationale agenda te zetten middels een nationale geefcampagne, zoals die eerder ook in Engeland is gevoerd.
 
2. Maar om dergelijke maatregelen effectief te maken, zal de kunstsector van nu af echt – en duurzaam- moeten samenwerken. Het ontbreekt tot nu toe aan één politieke lobby waarin de musea, de podiumkunsten en de erfgoedsector de rijen sluiten en optimaal druk uitoefenen op de landelijke en locale politiek. Er dient een constante politieke lobby gevoerd te worden, zeker ook  richting het publiek, naar al die bezoekers van kunstorganisaties. Zij zijn immers de beste ambassadeurs voor de kunsten, als gewone burgers die van kunst genieten.
3.De sector zal inventiever en creatiever moeten omgaan met de bezuinigingen en alternatieve scenario’s moeten ontwikkelen. In deze tijden kan het niet ‘business as usual’ zijn, en realisten beseffen dat. Zo is er een museumdirecteur die zijn aankoopbudget bij zijn gemeente heeft ingeleverd in ruil voor een ruim budget voor de ontwikkeling van meer eigen inkomsten. In het wilde weg starten met fondsenwerven is niet zinvol. Incidentele werving voor een project op de korte termijn vergt veel van de eigen organisatie en levert –te- weinig op. Het is zaak om gevers –kleine en grote- voor langere tijd aan zich te binden, waarbij er eerst tijd moet zijn om een goede relaties met mogelijke gevers op te bouwen. Strategische werving gaat uit van een periode van vijf tot tien jaar, waarin continu campagne gevoerd dient te worden om de zaak onder de aandacht van het publiek te houden. Fondsenwerving is geen tijdelijke bezigheid, en zeker niet als het mecenaat echt een solide extra inkomstenbron moet worden.
4. Er moet meer en structureel onderzoek gedaan worden naar geven aan kunst en cultuur. De VU heeft een heel kleine vakgroep Filantropie die tweejaarlijks kwantitatief onderzoek rapporteert, maar de cultuursector wordt daarin niet grondig onder de loep genomen, Onderzoek naar de motivatie van gevers gebeurt nergens structureel, waardoor fondsenwervers vaak nog uit gaan van verkeerde vooronderstellingen. Ik ben nu zelf vervolgonderzoek gestart, op eigen kosten vooralsnog, naar de bereidheid van verzamelaars om kunst te schenken en de belangstelling van musea voor samenwerking met particulieren. Dit met het oog op het Centrum Geef om Cultuur dat de gelijknamige stichting doende is op te zetten. Het wil een laagdrempelig kennis- en adviescentrum voor kunstverzamelaars zijn. dat  bemiddeling biedt aan privé-verzamelaars bij herbestemming van hun kunst. Op den duur moet het centrum uitgroeien tot de centrale v raagbaak waar particulieren onafhankelijk advies en begeleiding kunnen krijgen als zij iets willen schenken voor kunst en cultuur. Daardoor biedt dit centrum een belangrijke mogelijkheid voor onderzoek onder schenkers en gevers; op termijn hoopt de stichting een leerstoel Mecenaat in het leven te roepen, zodat het onderzoek naar geefgedrag een structureel karakter krijgt.
 
Afsluitend kan op basis van onderzoek geconcludeerd worden dat het voorlopig volstrekt niet realistisch is dat particuliere giften –die bovendien grillig en onvoorspelbaar zijn- de wegvallende subsidies zullen ondervangen. Laat de kunstsector het kabinet vooral duidelijk maken dat er tijd nodig is om de subsidieafhankelijkheid te verminderen en individuele burgers ervan te overtuigen dat de kunst het waard is om te ondersteunen.
 
 
www.ReneeSteenbergen.com
 
Geven voor cultuur in Nederland [kadertje]
 
In 2007 werd volgens Geven in Nederland 34 miljoen euro aan giften voor kunst & cultuur gegenereerd door individuen, zowel in geld als in goederen. Daarvan kwam 7 miljoen uit nalatenschappen.
Er zijn circa 5000 verzamelaars in Nederland, waarvan 80% zegt een –gedeeltelijke- schenking van hun kunstwerken te overwegen. Circa 25% van de geschonken kunst aan musea is afkomstig van particulieren.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
 
 

Terug