Gevers, kom uit de kast!

08/01/2011,

Gevers, kom uit de kast!

Willen er wel genoeg mensen geven voor de kunsten als de subsidies wegvallen?
 
Door: Renée Steenbergen
 
Er wordt de laatste tijd ineens nogal veel verwacht van mecenassen, mensen die geld schenken aan culturele doelen. Is die verwachting politiek opportunistisch of realistisch? De rijksoverheid gaat namelijk fors bezuinigen op kunst en cultuur, zo’n 200 miljoen euro- bijna 25% van het totale kunstenbudget. Dit is niet zomaar een bezuinigingsronde, het impliceert niets minder dan een omvorming van het huidige stelsel. Er zullen structureel andere grotere financiers betrokken moeten worden bij de cultuur. Overigens wordt er al decennia bezuinigd op de kunsten, en toch heeft de sector nog steeds geen alternatieve scenario’s ontwikkeld ter ondervanging van subsidiëring.
Wat is mecenaat precies? Vaak wordt het op één hoop gegooid met sponsoring, maar er is een cruciaal verschil. Voor sponsorgeld van bedrijven dienen tegenprestaties geleverd te worden, de begunstigde organisatie ontvangt dus niet zomaar geld maar moet kosten maken om het binnen te halen. Mecenaat impliceert zuivere giften, veelal gedaan door individuele particulieren, grote en kleine gevers. Hoeveel er wordt gegeven, door wie en waarom- we hebben er maar weinig gegevens over. Dat maakt het moeilijk om beleid te maken gericht op mecenaat, terwijl dat de komende tijd wel moet gebeuren. Want de voordelen van mecenaat zijn evident.
Bezoekers die een steentje bijdragen een de totstandkoming van een voorstelling of expositie voelen zich meer betrokken bij de kunstorganisatie en maken anderen enthousiast om ook een gift te doen. Kunstinstellingen zijn zo minder (over)afhankelijk van overheden en de wisselende getijden van de cultuurpolitiek. Dat activeert de kunstwereld en maakt haar inventiever in plaats van ambtelijker. En de teruggang in bedrijfssponsoring, als gevolg van de economische crisis, kan zo gaandeweg worden opgevangen.
 
Toch is het niet eenvoudig om mecenaat van de grond af te ontwikkelen. Bovendien wordt er dikwijls uitgegaan van veronderstellingen die niet kloppen. De belangrijkste is wel deze:
als overheidssubsidiëring minder wordt, zullen particulieren meer geven. Helaas, onderzoek wijst uit dat deze veronderstelling onjuist is. Particulieren springen niet vanzelf bij als de overheid gaten in de financiering laat vallen. Burgers hebben immers al belasting betaald, algemene middelen dus. Dat is de pot waaruit overheden subsidies betalen en dat maakt hen in elk geval verantwoordelijk voor de basisfinanciering van de instellingen die zij veelal zelf in het leven hebben geroepen.
Komt bij dat particulieren ervaren een overheid die zijn verplichtingen niet nakomt, als onbetrouwbaar. Zij zijn daarom niet geneigd voor zo’n overheid in te springen. Een voorbeeld van een onbetrouwbare overheid is de gemeente Amsterdam, die het Stedelijk Museum decennia lang zó verwaarloosde, dat het gebouw in 2004 wegens brandgevaar gesloten werd door de brandweer. Geen wonder dat de pro bono fondsenwervers voor de renovatie op wantrouwen van private gevers stuitten jegens de gemeente Amsterdam. Morris Tabaksblat sprak van ‘roofbouw gepleegd op cultureel erfgoed’: ,,En toen de overheidde dingen verwaarloosde, moesten de particulieren het weer overnemen.’’Niet dankzij maar òndanks het in gebreke gebleven gemeentebestuur wist men toch 25 miljoen euro aan private giften bijeen te brengen.
Ander misverstand: in Nederland zou het ‘Amerikaanse model’ ingevoerd moeten worden om de kunsten te financieren. Dat model leunt vooral op private geldstromen, Amerikanen ambiëren zo min mogelijk invloed, dus financiering van de overheid en vertrouwen de private sector veel meer- die daarom veel macht heeft binnen kunstorganisaties.  Rijke geldschieters mogen daar meebeslissen over het beleid van het museum of operagezelschap- iets wat wij ontoelaatbaar vinden. Nederland kent –anders dan de VS- sinds de Tweede Wereldoorlog een centrale overheid die zich ontwikkelde tot een verzorgingsstaat. De reflex ‘dat doet de overheid toch?’is daarom in ons land –net als in andere West-Europese landen- nog sterk aanwezig. Het is van belang een gemengd stelsel te ontwikkelen waarin publieke en private gelden gezamenlijk een solide basis vormen. Terwijl in Nederland de kunstsector vaak te afhankelijk is geworden van steun uit belastinggeld, blijkt in de VS met de huidige economische crisis het gevaar van te grote afhankelijkheid van vooral particulieren.  In een stabiel stelsel faciliteert de overheid–geen achterstallig onderhoud dus!- terwijl particulier geld er vooral is om te excelleren: voor de bijzondere projecten en aankopen.
Nog zo’n verkeerde aanname: grote gevers zijn de belangrijkste begunstigers. De cijfers wijzen anders uit. Gemiddeld 70% van de giften is afkomstig van –vele- kleine gevers, terwijl een veel geringer aantal zogenaamde major donors gezamenlijk voor 30% van de giften zorg draagt. Nederland heeft als klein land geen grote groep megarijken –meestal ondernemers- die echt grote bedragen van miljoenen ineens kunnen en willen doneren. De Quote 500 is toch van een andere statuur dan de internationale Forbes-lijst van allerrijksten. Opvallend verschil is ook, dat ònze rijken niet trots bekend maken aan welke goede doelen ze geven. Ik ben bang dat velen van hen dat nauwelijks doen, of in stilte. Voor de draad ermee dus! Het stille geven is uit, het stimuleert het mecenaat niet. Voorbeeldwerking voor andere rijken is veel effectiever. Een out of the closet van grote gevers is dus absoluut noodzakelijk de komende jaren. Bovendien moeten al die kopstukken uit het bedrijfsleven die nu bestuursfuncties hebben bij kunstorganisaties, niet langer toekijken hoe hun instellingen wordtelen met de bezuinigingen. Het is hoog tijd dat ze zich actief voor de fondsenwerving en zelf ook de portemonnee trekken.
Dat doen bijvoorbeeld Joop en Janine van den Ende die eind vorig jaar alle media haalden met hun DelaMar Theater waar ze zo’n 60 miljoen in stopten uit hun foundation. Grote geefbedragen zijn meestal afkomstig van echte liefhebbers die een persoonlijke band met de kunst hebben. Zo zijn kunstverzamelaars de voornaamste begunstigers van musea. Op dit moment tonen twee grote collectioneurs hun collecties in Nederlandse musea: het echtpaar De Mol van Otterloo met hun 17de eeuwse Hollandse meesters in het Mauritshuis en de joodse Iraniër Nasser Khalili zijn Islamitische kunst in De Nieuwe Kerk. Khalili leent uit overtuiging vrijwel non stop delen van zijn immense collectie uit aan musea over de hele wereld en toont daarmee dat Islamitische kunst de bekermat van de westerse beschaving vormt. De verzamelaars De Mol van Otterloo kochten onlangs de 17de eeuwse bibliotheek van professor Haverkamp-Begemann in New York, als research library bij hun collectie. Zij zoeken nu naar een vorm om die open te stellen voor publiek, wellicht samen met enkele andere verzamelaars van 17de eeuwse Nederlandse kunst.
 
Hoe kan de kunstsector meer gevers aan zich binden? Dat moet vooral gebeuren via de kunst zelf: door mooie voorstellingen, exposities, concerten. De bezoekers, het publiek, zijn de beste ambassadeurs voor de kunsten via mond tot mond-reclame. Zij zijn ook de groep die rijp gemaakt moeten worden voor een gift. Wie tevreden is over een genoten voorstelling of tentoonstelling, moet het straks vanzelfsprekend gaan vinden om die tevredenheid te uiten door een donatie.
Een stimulans kan zijn, mensen bewust te maken van de reële kosten van een kunstevenement. Want niet alleen het gezelschap op het podium en in de orkestbak worden gesubsidieerd, maar ook de bezoeker zelf. Zijn museumkaartje zou eigenlijk geen 10 maar misschien wel 40 of 50 euro moeten kosten, zijn stoel in de opera geen 100 maar 300 euro. Als we weten wat kunst werkelijk kost, beseffen we ook waar het geld naartoe gaat en waar geld bij moet. Het systeem dat de gebruiker (meer) betaalt, is vaak bepleit en dit is het juiste moment om het in te voeren.
En natuurlijk moeten de rijks- en lagere overheden helpen hun eigen opvolging te organiseren. Als zij meer steun van burgers willen, kunnen ze beter niet roepen dat kunst een linkse hobby is of elitair- dat moedigt niet bepaald aan tot schenken. Juist de tegenovergestelde boodschap zal duidelijk gemaakt moeten worden: dat kunt de moeite waard is om je voor in te zetten, dat we er wat voor over moeten hebben om haar te behouden.
 
Het moet nog blijken of het mecenaat zich zal ontwikkelen tot de zo begeerde nieuwe en solide pijler onder de kunsten. Particuliere giften zijn grillig en onvoorspelbaar – anders dan de algemene middelen kunnen ze niet gestuurd worden. Veel mensen geven aan urgente,’harde’ geefdoelen als kankeronderzoek en kansarme kinderen. Een relatief klein percentage van alle giften, zo’n 5%, gaat naar kunst en cultuur. Maar er is ook goed nieuws.
Nieuwe gevers dienen zich aan, met name jongere generaties die al vroeg een hoog inkomen hebben en niet meer met de vanzelfsprekendheid van de verzorgingsstaat zijn opgegroeid. Volkert Doeksen (1963), ceo van private equity-concern Alpinvest, die leeftijdgenoten werft voor de jongerenkring van het Concertgebouw Fonds, de Dolf van Gendt Kring –à 25.000 tot 50.000 euro per persoon- zegt daarover: ,,De generatie van veertigers is nu aan de beurt om hun maatschappelijke bijdragen aan cultuur en goede doelen te voldoen.’
Ook vrouwen zullen zich steeds meer ontwikkelen tot major donors. Zij zijn vaker kunstliefhebbers dan mannen en ontpoppen zich nu al tot belangrijkste instellers van een fonds op naam. Wereldwijd is 89% van de uiteindelijke erfgenamen vrouw, bovendien neemt bij de generaties onder de 55 jaar het aantal vrouwelijke ondernemers en leidinggevenden snel toe. De ondernemer Sylvia Tóth stichtte in 1996 na verkoop van haar aandelen Content haar charity stichting, die vooral projecten voor kinderen en muziek ondersteunt.
 
Het beste pleidooi voor mecenaat dat ik recent heb gehoord, komt van Joop van den Ende, die tijdens een besloten bijeenkomst met emotie de politieke slogan weersprak dat kunst elitair zou zijn. Hij schetste hoe hij als voortijdige schoolverlater zijn eigenlijke opleiding in de theaterwereld ontving en zo de kans kreeg zich te ontwikkelen tot een succesvolle ondernemer. ‘En dat geldt voor veel meer kansarme kinderen. Juist de kunstwereld biedt hen unieke mogelijkheden om hun talenten te ontwikkelen’, aldus Van den Ende. Nu maar hopen dat zijn goede voorbeeld veel en gul navolging vindt.
 
 
Kadertje: Geven voor cultuur in Nederland: de cijfers
 
In 2007 werd volgens Geven in Nederland 34 miljoen euro aan giften voor kunst & cultuur gegenereerd door individuen, zowel in geld als in goederen. Daarvan kwam 7 miljoen uit nalatenschappen. Sponsoring vormde tot de crisis in 2008 maar liefst 70% van alle private inkomsten in de kunstsector, maar vormde gemiddeld slechts 5% van alle inkomsten van kunstorganisaties. Het aandeel van sponsoren is nu gedaald tot naar schatting 30% van de particuliere geldstromen.
Er zijn circa 5000 verzamelaars in Nederland, waarvan 80% zegt een –gedeeltelijke- schenking van hun kunstwerken te overwegen. Circa 25% van de geschonken kunst aan musea is afkomstig van particulieren.
 
 
De gegevens en interviewfragmenten in dit artikel zijn afkomstig uit Renée Steenbergen’s boek De Nieuwe Mecenas. Cultuur en de terugkeer van het particuliere geld.

Terug