Serie over Geefmotieven in Vakblad Fondsenwerving

01/09/2010, Renée Steenbergen

Geefmotief 3: Een goed gevoel krijgen


Motieven voor geven, het is de basis van het fondsen werven. De gezondheidszorg, de internationale hulp en de cultuur, allemaal zijn ze op zoek naar meer particulier geld. Toch zetten ze hun fondsenwervers, directeuren en besturen nog vaak aan het werk zonder een duidelijk profiel van mogelijke gevers en hun beweegredenen. Het Vakblad publiceert dit jaar een serie over geefmotieven, om de efficiency bij de werving te vergroten.
In mijn vorige columns voor het Vakblad kwam als eerste en belangrijkste impuls tot geven de emotie aan bod. De tweede in volgorde van belangrijkheid is verantwoordelijkheidsgevoel.
Daarmee raakten we aan de rol van het geweten.
 
Het derde geefmotief, dat nu aan bod komt, is een goed gevoel krijgen door te geven. Amerikanen noemen dat effect heel treffend ‘the warm glow’ - het warme gevoel dat de gever krijgt door goed te doen. In calvinistische kringen is dit een beetje taboe, want geven doe je immers louter voor de ander, het kenmerk daarvan is toch juist dat het volkomen onbaatzuchtig is?
Toch is duidelijk dat de gever ook zichzelf iets geeft met zijn daad. Sterker nog, de mensaap-onderzoeker Frans de Waal stelt:  ‘Altruïsme begint, paradoxaal genoeg, met een verplichting aan jezelf.’ Immers, als we voor onszelf zorgen, hoeft een ander dat niet te doen en kan die op zijn beurt zorgen dat hij zo min mogelijk hulp van anderen nodig heeft. En als we zelf niet hulpbehoevend zijn, kunnen we eerder zorg dragen voor onze directe omgeving. Die, als dat nodig is, ons op onze beurt kan steunen. Steun bieden binnen de eigen gemeenschap heeft dus altijd iets van wederkerigheid in zich. Antropologen stellen daarom: ‘Iedere gift is een ruil’. Dit quid pro quo zorgt ervoor dat geven verloopt ‘van binnen naar buiten’: het richt zich eerst op de eigen familie of omgeving, daarna eventueel op een wijdere kring om ons heen.
 
Gemeenschapszin is dus een voedingsbodem van dat warme gevoel dat geven kan bieden. We beseffen onderdeel uit te maken van een groter geheel en het belang van de instandhouding daarvan. Tegenwoordig wordt gemeenschapszin vaker aangeduid met een Engelse term: civil society.
Religie speelt nog altijd een voorname rol in het bewust maken en voeden van gemeenschapszin en empathie. Alle religies voorzien in richtlijnen voor charitas en prediken onbaatzuchtigheid, van boeddhisme en islam tot jodendom en christendom.
Eeuwenlang waren gelovigen verplicht een vast percentage van hun inkomen af te dragen aan hun geloofsgemeenschap.
 
Medelijden en herkenning
 
Ook opvoeding is een cruciale factor. Steeds weer blijkt dat ‘jong geleerd, oud gedaan’ in aanzienlijke mate van toepassing is op geefgedrag. Dat geldt ook voor het aanleren van empathie, het vermogen zich in te leven in anderen. Als wij een ander begrijpen en merken dat die zich door ons begrepen voelt, dan krijgen wij daar over het algemeen een prettig gevoel van. Het is een belangrijke oorzaak van de hausse aan doe-het-zelf initiatieven in met name de derde wereld. Door te reizen ervaren wij ook andere volken eerder als medemensen en komen rechtstreeks in aanraking met hun noden. Door contacten met de mensen zelf ontstaat een band die onverschilligheid opheft en betrokkenheid genereert.
 
Dat gevoel kan gebaseerd zijn op medeleven of medelijden. De constatering dat veel mensen het aanzienlijk minder hebben getroffen in de wereld dan wij. Voor cynici is dat misschien een reden om kanttekeningen te plaatsen bij het ‘goede gevoel’ dat deze vorm van geven kan opwekken. We doen dat immers in de veilige wetenschap dat wij gelukkig aan de goede kant van de wereld zijn geboren.
Toch kan medelijden echt aan ons knagen, en actief geven –dus méer dan alleen geld doneren- kan dan behalve verlichting brengen in de noden van anderen ook dat nijpende gevoel in onszelf verdrijven. Je kunt dat afkopen noemen, maar mede-lijden is een kern-emotie van ons mens-zijn.
Soms kan er sprake zijn van herkenning, het zelf meegemaakt hebben van ziekte of armoede. Die herkenning versterkt de geefimpuls, terwijl de begunstigde zich erkend voelt door de empatische donor.
 
Interessant is nu of dat goede gevoel dat een gever kan ervaren, wordt beïnvloed door erkenning van zijn geef-daad of niet. Wekt dankbaarheid (een deel van) dat feeling good op, is de verwachte dank een prikkel tot geven? Of wordt dit goede gevoel in zichzelf opgeroepen door de act van het geven? Beloont een bepaald type gever zichzelf bij voorbaat al door die warme gloed die zijn daad bij hem wekt? Voor dat type mens is dankzegging eerder een bevestiging achteraf, terwijl erkenning van de goede daad voor een ander menstype een prikkel tot geven kan zijn. Het is –alweer- een prachtig onderwerp voor nader onderzoek.
 
Verschil maken
 
Een belangrijke motivatie voor gevers is het gevoel dat hij een verschil kan maken door bij te dragen. Het zelfbeeld van de gever wint hierbij. Hij geeft zichzelf een houvast door te handelen naar de eigen normen en waarden, die hij daardoor steviger in het eigen leven verankert. Om daarmee misschien een heel klein beetje van die moraal in de wereld te verspreiden.
Geven raakt aldus aan zelfverwerkelijking, het zich manifesteren en ontwikkelen van de eigen menselijkheid. Voor steeds meer gevers geldt bovendien, dat zij hun stempel willen drukken door –mede- te bepalen waar hun gift naartoe gaat. Mensen geven dikwijls liever direct aan een goed doel dan indirect via belastingafdracht het maatschappelijke veld te steunen. Het bevredigt hun behoefte aan controle en het is een positieve ervaring iets te kunnen stellen tegenover het gevoel van machteloosheid jegens onrecht of armoede.
Een verschil kunnen maken met je bijdrage is daarom een belangrijke oorzaak van het ‘warme gevoel’ dat geven kan genereren. We voelen ons tegelijk uniek èn verbonden met onze medemensen.
 
Wat onderzoek wèl aantoont, is dat er twee types mensen zij als het om charitas gaat: zij die geven, en zij die niet geven. Met rijkdom heeft dat vrijwel niets te maken, het gaat om mentaliteit. Er zijn hele stoeten welgestelden die nooit iets aan goede doelen geven.
Het is verleidelijk dit gedrag –mede- te verklaren uit the warm glow: zij die zich prettiger voelen door te geven, zullen eerder geneigd zijn donaties te doen. Mensen die om allerlei redenen dit warme gevoel niet kennen dat geven kan opwekken –gebrek aan empathie, geen voorbeeld tijdens de opvoeding?- kennen de drang tot geven misschien niet uit zichzelf. Voor hen zijn er andere prikkels nodig, die in volgende columns aan de orde komen, zoals druk vanuit de eigen groep, de peer group, om mee te doen en zich niet krenterig te tonen. Dan geven we om erbij te horen, om niet buiten de eigen groep te vallen. Dat verschilt niet zoveel van de sociale druk om te doneren die de kerken ook nu nog uitoefenen op hun leden.
Het belangrijkste is dat ook via deze wegen mensen worden aangezet tot geven.

Literatuur:
Frans de Waal, Van nature goed. Over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren. Contact, 1996.
Mauss, M. The Gift. The form and reason for exchange in archaic societies. Routledge, 1997.
Komter, Aafke E., The Gift. An interdisciplinary perspective.  Amsterdam University Press, 1996.

Terug